De tijd dat mensen in vliegtuigen de wereld overgingen
naar bestemmingen die 50 jaar eerder ternauwernood ontsloten waren voor de
Westerse wereld lag in 1974 nog ver weg. Vakanties speelden zich in het beste
geval af in Duitsland, Frankrijk en, nog enigszins aarzelend, de Spaanse
Costa’s. Ook in Suriname ging men veelal binnenlands op vakantie. Maar daarom
niet getreurd, want het was (en is) dan ook een extreem mooi land!
Als mijn vader iets langer vrij had dan een weekend
werden vrouw en kinderen in de auto geladen, werd een afspraak met vrienden
gemaakt om er eens uit te gaan en vertrokken wij, rijdend over de zandwegen,
naar onbekende bestemmingen. Het eerste dat ik altijd weer zag als we gingen
rijden was een soort van buideldiertje dat aan de electriciteitsdraad hing bij
ons in de straat. Het beestje was, op onverklaarbare wijze, gestoord in zijn
bewegingen en het hing aan de staart,
bevroren in de tijd, verdroogd en daardoor nog geheel compleet, ondersteboven
aan een draad die 5 meter boven de grond zweefde. Wonderlijk en voor een kind
zelfs fascinerend. Recht eronder vond ik eens een nest met jonge hondjes, waar
ik er eentje uit meenam. Helaas is dit beestje slechts 3 maanden bij ons
geweest.
Verder ging het, de wijk uit, de stad in, langs het
Academisch Ziekenhuis, het grootste gebouw van de stad, majestueus staand aan
het eind van een grote lange laan die naar het centrum leidde. Vlak voor het
bereiken hiervan een standbeeld dat mij zeer intrigeerde. Het stelde een man
voor, een hand op het hoofd, vastgebonden aan kettingen, een trotse gestalte
die men toch gevangen had.
Er werd mij toen verteld dat het een gevluchte en weer
gevangen slaaf was, neergezet om te herdenken dat op woensdag 1 juli 1863 de
slavernij werd afgeschaft. Kwakoe heette deze man.
Later leerde ik dat Kwakoe niet zozeer een bestaand
persoon was, maar meer symbool van deze afschaffing. “Kwakoe”betekent woensdag
in de taal der Marrons, destijds gevluchte slaven die zich in de binnenlanden
ophielden. Als kind vond ik het onbegrijpelijk dat lang geleden mensen
blijkbaar zo slecht met elkaar omgingen.
Bij de Waterkant aangekomen sloegen we rechtsaf, via de
Poelepantje-brug richting de stadjes die zuidelijk van Paramaribo lagen:
Republiek en Parama. Bij eerstgenoemd stadje was een kreek waar een loopbrug op
4 meter over het water ging. Een heerlijke plek om vanaf te springen in het
donkerbruine water onder ons.
Deze plaatsjes passerend gingen we terug richting de
Suriname-rivier, de wegen waren inmiddels roodkleurig van het bauxietstof, onze
groene auto trouwens ook. Het waren deels lange rechte wegen, aangelegd met
name voor de mijnbouw in het binnenland. Soms zag je in de verte een grote rode
wolk aankomen die bij nadering een vrachtwagen zo groot als een huis bleek te
zijn.
Na een oneindige periode op de achterbank mochten we er
uit. De auto moest een pontje oprijden over een zijtak van de Suriname rivier.
Dat was nog geen sinecure, het pontje was wat hoger dan de oprit zodat de
auto’s over balken erop en eraf moesten. Gelukkig hadden we een paar sterke
mannen bij ons die de klus klaarden en zo gingen de Fiat 850, de VW Kever en de
Renault 12 keurig de pont op en af.
Na de pont stopten we na korte tijd. Ik vroeg me af wat
we hier moesten, er was niet veel te zien. Er was sprake van een open plek in
het bos waar de fundamenten stonden van wat ooit een groot huis was geweest.
Daarbij ook nog fundamenten van kleinere panden en een klein centrumpje met
verdere informatie. Dit was “Joden-savanne”, een oude nederzetting die
halverwege de 19e eeuw verlaten was. Het grote huis was de synagoge
geweest en oude afbeeldingen ervan hingen in het centrumpje. Mij intrigeerde de
plaats vanwege het feit dat het ooit afgebrand was (in 1832) en nooit meer
opgebouwd en ook omdat ik altijd had gedacht dat op een savanne leeuwen
rondliepen. Daktari had zijn uitwerking niet gemist…
Overigens weet ik inmiddels dat dit een uniek oord is,
daar het de enige plek is op de Amerikaanse continenten waar in de 17e
eeuw al een Joodse gemeenschap was met volledige vrijheid van godsdienst, met
een eigen rechtspraak en zelfs een eigen kleine militaire macht. Dit alles
dankzij de tolerantie van de Hollanders die, opportunisten als het altijd al
geweest zijn, zagen dat deze mensen een zeer positieve invloed hadden op de
economie van Suriname.
Maar goed, zoveel kennis bezat ik toen nog niet, dus
verder op pad…
Na onze toch wel interessante tussenstop kwamen we op de
eindbestemming, Blakkawatra en meer specifiek: het oude vakantiehuis van “Jopie
Pengel”, de toen nog altijd flink populaire politicus en minister, die 4 jaar
eerder overleden was. Het huis verkeerde nog in redelijke staat, rood met wit,
alleen liepen er wat ratten rond en deed de generator het niet meer, waardoor
het er ’s avonds vrij donker was. Vlak naast het huis bevond zich de
Blakkawatra-kreek met daarin een kleine waterval. In mijn ogen was dit een
waterval, maar eigenlijk was het niet meer dan een piepkleine stroomversnelling
waar wij, kinderen, in gingen liggen. Het water was pikzwart, vandaar de naam van de
plek. Om ons heen dicht oerwoud met één weggetje erheen. Wat de oude Joop
geïnspireerd had om hier zijn zomerhuis neer te zetten wisten we niet en we
konden het hem ook niet vragen.
Voor jongetjes van 7 zijn watervallen zeer intrigerend,
juist omdat er een zweem van gevaar dreigt. Stel je namelijk voor dat je door
een waterval wordt meegesleurd, dan zul je door het kolkende water
ondergedompeld worden en nooit meer bovenkomen. Vandaar dat ik, met mijn
diploma B op zak, toch wel in paniek raakte toen ik liggend bovenaan de
versnelling ineens werd meegesleurd en enkele meters verder weer tot stilstand
kwam.
Het water was 30 cm diep, bleek nu pas. Vanaf dat moment
hadden we een heerlijk wildwaterglijbaantje. CenterParcs zou dit nooit meer
verbeteren, natte jungle om je heen, een boomstronk waar je vanaf kon springen
en een heuse waterval waar je je zonder angst vanaf kon laten glijden. Jawel,
weer een deel van mijn jeugd waar ik met liefde naar terugkijk.
De terugweg was saaier dan de heenweg, weer dezelfde rode
wegen. Zelfs het pontje kon me nu niet meer bekoren en ook de jungle had een
stuk van zijn groene glans verloren. Tja, de schoolbanken riepen weer, de
kroontjespen, de Ot en Sien-boekjes, de inktpot, kortom: al die zaken die je in
Nederland alleen nog in hele oude boeken las maakte ik in Paramaribo nog mee,
inclusief een schoolhoofd dat lijfstraffen uitdeelde. Niet aan mij, maar dat is
weer een ander verhaal…
Tot slot: U, als niet-Surinaamse lezer, zult zich
wellicht afvragen wanneer er in dit verhaal nu een wandeling voorkwam. Deze
stond immers in de titel vermeld. Welnu: het Surinaamse woord voor
reizen/vakantie houden is dus wandelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten