zondag 13 oktober 2013

SURINAME DEEL 6: BROWNSBERG



Vochtige warmte was het wat ons omringde boven op de Brownsberg. Omringd door honderden vierkante kilometers oerwoud van het Amazone-gebied en een enorm stuwmeer waar ergens, in de verre diepte, nog de kerken stonden van vele dorpen welke verzwolgen werden voor de behoefte aan energie in deze diepe binnenlanden. Stilte.
Ver weg klonken de spookachtige koren der brulapen en verder was de natuur nooit zo dichtbij geweest als hier en nu. Plotseling enig geritsel achter ons. Er kwam een tweetal ons onbekende mensen die naar hetzelfde betoverende uitzichtspunt waren geklommen. Ze groetten kort en gingen achter ons staan, eveneens overweldigd door de schoonheid van het land. Tot één van hen sprak: “Ja, zo’n uitzicht hebben we in Monnickendam niet….”

Kortom, het maakt niet uit of je ruim 7000 zeemijl en zo’n 600 km oerwoud overbrugt….Waterlanders kom je echt overal tegen!

Onze tweede vakantie in Suriname was dus naar Brownsberg gegaan, iets wat men tegenwoordig een “resort” zou noemen. Toen waren het gewoon nog een paar huisjes, welke door Bruynzeel waren neergeplant voor hun personeel. Je moest erheen rijden via dezelfde roodstoffige bauxiet-wegen welke ons eerder naar Blakkawatra hadden gevoerd, alleen was dit nog een stuk verder. Zo’n 100 jaar eerder (en trouwens ook 30 jaar later) was er rond Brownsberg een levendige gemeenschap van goudzoekers en andere mijnwerkers welke het vlekje “Brownsweg” (onderaan de berg) en zelfs een veel te duur spoorlijntje hadden aangelegd. Om de berg lagen een flink aantal inlandse dorpen, normaal gesproken goed verstopt tussen het dichte geboomte.
Begin jaren 60 was echter de regering begonnen met het bouwen van de enorme dam bij “Brokopondo” (kapotte brug), waardoor de bewoners van enige tientallen dorpen hun heil, al dan niet onder zachte doch dwingende aandrang van enige overheidsdienaren, elders moesten zoeken. Er is enige jaren terug een hele mooie documentaire over dit enigszins trieste verhaal gemaakt, waarin oud-bewoners vertellen over de mooie plek die ze moesten verlaten.

Onze oude, groene, rood-bestofte, Fiat 850 sleurde zijn last, 2 volwassenen, 2 kinderen en een hoop onbestemde rotzooi op het dak, de berg op. Deze berg had overigens een maximale hoogte van 600 meter, maar hier en daar angstwekkend steile hellingen en uiteraard onverharde wegen. Daar van enige vangrail of wat dan ook geen sprake was, zat in de groene auto een groen jongetje van 7, dat met erg veel hoogtevrees hoopte dat zijn vader zijn roer recht zou houden.
Bovenaan gekomen zag de wereld er al een stuk zonniger uit, temeer omdat de tientallen meters lange bomen niet boven de top uit kwamen. Vanaf het plateau bij de huisjes was er een fantastisch uitzicht over het enorme van Blommensteinmeer, zoals het Brokopondostuwmeer toen nog gedoopt was, genoemd naar de ingenieur die als de kwade genius achter de waterplas werd gezien. Duidelijk waren nog de vele resten van woudreuzen te zien welke weliswaar de strijd met het water hadden verloren, maar desalniettemin zorgden voor een spookachtig staketsel van gedenkmonumenten.
Ik vond het fascinerend, dat meer in de diepte, maar mocht er niet op eigen gelegenheid heen, omdat de weg omlaag erg stijl was en we nu dus wel in dat deel van de jungle zaten waar er tenminste een kans was dat je oog in oog zou komen te staan met een jaguar of een anaconda. Bovendien is een verdwaald jochie van 7 in de jungle niet iets waar iedere ouder op zit te wachten, dus moest ik wachten tot we met zijn allen gingen.

Dat deden we dus de volgende dag, althans, toen liepen we, deels bewegwijzerd, over paden in neerwaartse richting naar de Mazaronival. Hoewel…paden….het waren veelal in de bush neergelegde boomstammen waar we overheen glibberden, soms was er een kleine leuning, maar meestal ook niet. Mijn zusje redde het niet helemaal en werd een flink deel van de tocht door mijn vader gedragen, hetgeen hem de dagen erna forse spierpijn opleverde. Bij de val aangekomen had ik eigenlijk zoiets verwacht als een razend gebulder en een muur van water als van de Niagara-waterval. Het bleek echter meer een steil rotswandje waar het vanaf stromende water net het niveau “sijpelen” was ontstegen. Inmiddels waren we echter zodanig verhit geraakt dat enkelen zich enige stappen in het kleine meertje waagden, niet te ver echter, want het water was toch fors kouder dan de tropische buitenlucht.
Naar boven ging het weer, het was een fors stuk, maar de spanning van het lopen door een écht oerwoud zorgde toch dat ik het vrij moeiteloos volbracht. Her en der wees mijn vader me op diverse soorten tropisch hardhout waar tegenwoordig houthandels fortuinen per kubieke meter voor zouden neertellen. Gelukkig is een flink deel van het Surinaamse regenwoud inmiddels beschermd natuurgebied, maar toen hoefde dat nog niet…

De volgende ochtend was ik vroeg op en ik besloot andermaal naar het uitzichtpunt te rennen. Ik was inmiddels vertrouwd met de gehele directe omgeving van het kleine vakantiepark, was zelfs, tegen het bindend advies mijner ouders, al een eind richting het meer gelopen op mijn omzwervingen, iets wat ik mijn moeder nimmer heb verteld (bij deze, mam). De weg naar het punt ging voor een flink deel over een pad onder dicht geboomte, waardoor je in het halfduister liep. Op een bepaald moment zag ik een tak op de weg liggen en dacht nog eroverheen te stappen. Op het laatste moment zag ik de tekening op de tak. Het was een polsdikke slang.
Ik heb niet afgewacht of deze levend dan wel dood was, maar vestigde ongetwijfeld records waar het het doordringen van dichte jungles op weg naar de bewoning betrof. Daar aangekomen leek het me wijs niet teveel te vertellen, maar de dagen erna bleef ik een stuk dichter bij de huisjes dan normaal.

Het is vreemd: ik heb in mijn hele leven tot op heden slechts een dag of 4 a 5 doorgebracht op deze plek, in de jungle van Suriname. Maar tot op de dag van vandaag is mij de fascinatie bijgebleven van het enorme meer, de kale boomtoppen die erbovenuit staken en de haast intimiderende schoonheid van de mij overweldigende natuur. Zoveel groen als ik daar heb gezien ben ik sindsdien nooit meer tegengekomen en alleen al dit uitzicht zorgt zelfs nu nog voor een voortdurend milde heimwee naar dat land dat ooit mijn woonplaats was.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten