zaterdag 28 december 2019

MONUMENTJE



Ineens waren jullie er weer, heel even, in mijn gedachten.
Toen we wegreden stonden jullie ons, gearmd, na te zwaaien, achter het raam van het steeds donker wordende huis.

Al zeven maanden was er niet meer geleefd in het huis. Er was in gestorven, gehuild, opgeruimd, afscheid genomen, veel gepraat.

Derde Kerstdag 2019. Het mocht geen Kerst meer heten van Mark dus noemden we het een verjaardag. Zoals altijd kwamen we binnen in groepjes, Meike, haar vriend Ismaël en ik als eerste.
Er stonden dozen in de kamer, spullen die we hadden opgeruimd de voorlaatste keer dat ik er was. De grote achterdeur ging open en alles werd onder de mooie luifel gezet die twee jaar geleden nog opgehoogd en verankerd was. Onwillekeurig keek ik even in het schuurtje, de werkbank stond nog zoals op 15 mei, sindsdien niet aangeroerd. De grote tafel werd leeggeruimd zodat er borden op gezet konden worden. En toen gingen de lichten aan en begon het huis, voorzichtig, weer te leven.

Ik wond de klok op, iemand was het daar blijkbaar niet mee eens want één van de drie gewichten knalde van het haakje af, bijna mijn teen meenemend in haar tocht naar de aarde. Moest de tijd stilstaan? Ik vond van niet, de tijd gaat meedogenloos door, je kunt daar over treuren maar je kunt je ook laten meevoeren, de verrassende toekomst in.
Daar waren Astrid, Jelmer en Wietske en was in ieder geval ons gezin compleet. Er was een visschotel, ongekookte pasta, de vleesbroodjes van Ismaëls moeder, zoals die alleen ooit in Suriname werden gemaakt en nu dus weer opdoken in Oosthuizen, jammer, jullie hadden ze niet meer geproefd.
Annelies, Gerbert, Eline, Marieke, Mathijs, ze arriveerden, ook al met een Citroen Xsara, die dingen zijn besmettelijk. Vleesschotels, kipkluifjes, tulband.
De pasta moest gekookt maar het kookstel had het inmiddels laten afweten, gelukkig was daar de super-praktische buurvrouw Anja, het tafeltje van de grammofoon was van haar hand. Zij had in haar garage een één-pits inductie-plaatje liggen. Ja, zo’n garage, geen wonder dat ze het zo goed met haar buren kon vinden.
Als laatsten, tradities zijn mooi, kwamen Mark en Ron, eerstgenoemde nog onwenniger dan wij allen. Hij had dit huis al achter zich gelaten, dacht hij. Maar ja….een verjaardag…vooruit dan maar…..
Er kwam enige koelte binnen, de sfeer bevroor lichtjes. Maar iedereen ging dapper door, stoelen werden neergezet, pasta werd gekookt, borden werden gepakt, bestek en bekers lagen er nog, kaarsen werden aangestoken, muziek aan, Mozart, ja, de eerste warmte kwam binnen.

Er werd gegeten, gedronken, ontdooid, mensen deden hun best. Tussen alle gesprekken door hoorde ik haar ineens, heel zachtjes, belangstellend vragend hoe het met iedereen was. Wat nooit gebeurde: Mark vroeg hoe het met mij was. Ik vertelde hem een paar dingen en ineens praatten we met elkaar.

Het eten was lekker, een deel van de kinderen ging buiten spelen en er volgde ineens een hilarisch verhaal van Ron over een stinkende collega. Het grote licht ging spontaan aan, iemand meldde dat er meer leven was dan we dachten.
We voelden ons thuis, een familie, een mooie avond. Er was licht, vrolijkheid, eten, er werd gelachen.
Uiteindelijk naar huis, het was nu echt mooi geweest.
Even was het huis weer een huis van leven, van mensen, van liefde geweest.

Ja, jullie waren er weer, eventjes, in mijn gedachten.
En ook hier, voor eeuwig, gevangen in mijn letters.
Ik hoop dat jullie er ook van genoten hebben.

zaterdag 9 november 2019

POST VAN EEN "BAKKRA"



Ik vraag me al heel lang af waar mijn totale fascinatie voor dat Zuid-Amerikaanse land vandaan komt. Uiteindelijk heb ik er niet langer dan 2 jaar van mijn jeugd doorgebracht, niet eens de zogenaamde “formatieve” jaren (welke zijn dat trouwens?).
Ongetwijfeld kunnen psychologen het volledig verklaren. Ikzelf vermoed dat het ermee te maken heeft dat ik als onbevangen kind in een totaal onbekende omgeving terecht kwam waar letterlijk alles anders was: de omgeving, de mensen, de cultuur, ja, zelfs het onderwijs ging er heel anders aan toe dan ik gewend was.
Het bijzondere is bovendien dat ik destijds nog rondliep in een behoorlijk veilige versie van Suriname, een plek waar je als jochie van zeven zonder enig probleem op je fietsje de stad (nou ja, de buitenwijken) door kon rijden, waar niet heel veel criminaliteit was en waar de welvaart nog enigszins verdeeld werd onder de mensen. Met name dat laatste is na 1975 rap een andere kant op gegaan en nu leeft een fors deel van de mensen in veel diepere armoede dan voordien het geval was, waardoor sommigen vaker hun toevlucht zoeken tot crimineel gedrag.
Van je zesde tot je achtste levensjaar ben je bovendien enorm bevattelijk voor het leren van nieuwe dingen en dat is dus precies wat bij mij gebeurde: alles wat ik zag, meemaakte, rook en hoorde zoog ik op en zette zich vast in mijn geheugen, oproepbaar voor als ik eens een gedachtenreis wilde maken.
Zodoende ben ik tot op de dag van vandaag heel aardig in staat een virtuele reis te maken door de straten van Paramaribo anno 1975, vanaf de Waterkant de stad in, verder langs het standbeeld van Kwakoe, rijdend naar het Academisch Ziekenhuis waarvoor we linksaf sloegen richting de Gemenelandsweg, de geasfalteerde weg richting Uitvlugt, waar we woonden. Ik zie de supermarkt aan mijn linkerhand, rechts het winkeltje van Jacquelien, een kleine buurtsuper bestierd door een Chinese dame en dan de zandpaden op, de Gondastraat met daarin eerst rechts een huis waar ze drie honden hadden die beter niet het erf af konden komen als je aan kwam fietsen want het waren krengen. Verderop een stukje onbebouwde bush, links het rattenlijkje hangend aan de electriciteitskabel, de oude bananenbomen en dan uiteindelijk rechts de zwarte poort van de oprit onder ons rode Bruynzeelhuis op neuten.
Ook zie en hoor ik de omgeving van mijn huis, veel mensen die daar woonden en vooral ook hun honden, waarbij je wist welke OK waren en welke niet.
Het was een vrije tijd, je kwam om half één uit school, moest wat huiswerk maken en had dan de rest van de middag aan jezelf. Mijn zusje speelde vooral rond het huis, was nog te klein om zelf naar buiten te mogen en mijn broertjes waren sowieso nog babies.
Dat, mijn leven daar, heeft zich onuitwisbaar in mijn hoofd genesteld. In de jaren nadat we terug waren in Nederland speelde het in eerste instantie geen grote rol maar vanaf 1980, toen Desi Bouterse de macht greep, volgde ik alle nieuws uit het land op de voet.
Inmiddels zijn we jaren verder, zijn er moorden gepleegd door de regering, is er een totale guerilla burgeroorlog gevoerd in de binnenlanden, is Suriname economisch aan enkele afgronden geweest en is in het land heel veel meer corruptie dan eerder al het geval was. Maar het blijft Suriname, dat hele mooie land dat zo bepalend is geweest voor mij en mijn familie.
De vrienden die mijn ouders destijds hadden zijn vrijwel allemaal overleden of op zijn minst erg oud. En zo zit ik dus met mijn herinneringen, mooie herinneringen en paar iets minder mooie. Er zijn nog maar weinig mensen die deze herinneringen delen, ik kan ze hooguit vertellen aan andere die het horen willen. Komende tijd ga ik kijken wat ik allemaal naar boven kan krijgen uit dat hoofd van me. Ik word daarbij geholpen door vele oude brieven die ik vond in het huis van mijn ouders en wellicht mensen die me hun eigen herinneringen uit die jaren kunnen vertellen.
Uiteindelijk hoop ik het beeld uit mijn hoofd te kunnen herscheppen op papier, dat beeld van Paramaribo, stad aan de Suriname-rivier, in de laatste jaren dat de Hollanders er iets te zeggen meenden te hebben…