Met fietstassen voor en achter met hoge snelheid van een heuvel afrijden over een half asfalt, half graffel weggetje met zachte motregen vergt enige behendigheid. Vandaar dat mijn trouwe kilometertellertje dat ik enige weken eerder had gekregen niet verder kwam dan 58,5 kilometer, wel een feit dat ik vol bravoure naar huis SMS-te.
Ik bevond mij op het, tja, iets anders dan landweggetje kan ik het niet noemen, tussen Ashkirk en Ettrickbridge, twee onooglijke plaatsjes op de kaart van Schotland, die slechts gemeen hadden dat dit weggetje ze met elkaar verbond. Dol als ik ben op “doorsteekjes”, iets wat me in het verleden met de auto meerdere malen had geleid naar afgelegen bergweggetjes in Portugal, waar in het zwart geklede boertjes me meewarig nastaarden omdat ze wisten dat het doodliep, 7 kilometer verderop, had ik deze weg ’s ochtends al voorgekookt op de kaart. De boerin waar ik logeerde, in Hawick (spreek uit: “Oiik”) vertelde mij, terwijl ze mijn ontbijt bracht, scrambled eggs, gebakken bacon, gegrilde paddenstoelen en koffie, dat het wel wat zou stijgen, maar dat het wel meeviel over het algemeen. Wist ik veel dat ze alleen maar met haar paard hier kwam en dat die dus al het werk deed…
Mijn voornemen om een auto te huren had ik moedig laten varen en ik was ’s ochtends dus weer op mijn fiets gekropen en de stad uitgereden. In eerste instantie voerde de route over de “A7”, weliswaar geen snelweg, maar toch echt wel een forse doorgaande weg in Schotland. Bovendien, deze ging de eerste 5 mijl (8 kilometer) doorlopend omhoog….veel vrachtverkeer, erg inspirerend.
Ik was derhalve blij dat ik het bordje Ashkirk zag, met daaraan toegevoegd een bordje dat mij er op opmerkzaam maakte dat ik mijn snelheid moest matigen omdat er kinderen woonden. Heuvel op had ik al geen andere plannen, dus ik hield me er keurig aan. Na enige tijd trok de regen een beetje op en kreeg ik voor het eerst een min of meer wijds uitzicht over de Schotse heuvels. Dat wil zeggen, degene waar ik tussen reed. Het beeld werd echter al snel vrij gruwelijk, toen ik zag dat “mijn” weggetje verderop een bocht omging, even uit het zicht verdween en daarna, nee toch!, naar mijn gevoel een hoek van 45 graden omhoog maakte, honderden meters lang en uiteindelijk verdween over een half onzichtbaar zadelpunt in de volgende heuvel.
Ik weet het, een Alpenrijder zal ik nooit worden, dus ik zat heel even een stukje achterstevoren te bidden, maar besloot vervolgens mijn tanden erin te zetten en troostte mezelf met de gedachte dat ik bovenop mijn ’s ochtends in mijn thermosbeker gemaakte oploskoffie mocht gaan drinken.
In de diepte zag ik een mooie versterkte boerderij, bijna een kasteel, en ik besloot dat deze rit weliswaar zwaar was, maar op sommige punten wel de moeite waard.
Over het zadelpunt gekomen volgde dus de weldadige, snelle, rit naar beneden, ik kwam er overigens pas 20 kilometer later achter dat ik mijn helm op mijn logeeradres had laten liggen. Het dorpje Ettickbridge was niet veel en wat er was, was gesloten, tja, maandagochtend 11 uur….Gelukkig had het autootje van de Schotse posterijen mij de afgelopen 12 mijl gezelschap gehouden, deze ging van boerderij naar boerderij en we passeerden elkaar dus nogal eens, elkaar minzaam begroetend.
Wél was er een mooi bruggetje over het riviertje de Ettrick. Hier onderdoor dus genoemd riviertje dat precies hier een alleraardigst stroomversnellinkje vormde. Fotomoment. En wat jammer dat je dit soort plaatjes nooit geheel kunt vangen.
Via Yarrow voerde de weg naar een, op mijn kaart aangegeven, restaurantje, waar ik mijn lunch hoopte te nuttigen. Echter, ook in Schotland had de recessie hard toegeslagen, want bij aankomst bleek genoemd restaurant de week ervoor te zijn dichtgespijkerd door de deurwaarder in opdracht van de bank. Tja, een bankdirecteur moet ook eten, natuurlijk.
Op weg dus maar weer, naar Innerleithen, een mooie “bergweg” die tevens voerde langs Glen House, een mooi authentiek woonhuis, waar de butler het vaak gedaan heeft. Daar aangekomen vond ik gelukkig een fietsspecialist bereid mij een nieuwe helm te verstrekken voor de luttele som van 50 pond en tevens een etablissement waar de tomatensoep goed was. De fietsenhandelaar was verder zo goed mij te vertellen dat de heuvelachtigheid op mijn verdere reis van vandaag, ik moest naar Carnwath, wel meeviel. Alleen het stuk na het oversteken van de grote weg voor Elsrickle was niet zo zeer hoog, maar vooral een lange helling, ruim een mijl tergend stijgen ongeveer. Fantastisch, ook dat punt viel op het moment dat ik al zo’n 80 kilometer in de benen had en nog zo’n 25 moest.
Ik had inmiddels al door dat, als je van een flinke helling afraasde, je geheid binnen enkele minuten weer over je stuur gebogen kwam te zitten omdat de weg naar boven vaak een spiegelbeeld was van de afdaling. Zodoende zat ik, met name aan het eind van een fietsdag, nog weleens brommend op mijn fiets als ik weer eens hard naar beneden denderde.
Ook deze dag kwam ik weer uitgeblust aan op mijn logeeradres, de Carnwath vinyard, inderdaad een oud etablissement, thans een zeer uitgebreid woonhuis van een afgekeurde garagehouder en zijn gezin. Op mijn vraag waar het dichtstbijzijnde station was werden mij direct een aantal uitdraaien van internet toegestopt, waaruit bleek dat het 8 mijl de andere kant op was, compleet met timetables etcetera. Na de spreekwoordelijke weldadige douche en het telefoontje naar huis dat ik de volgende dag écht niet nog eens ging fietsen, maar de trein zou gaan nemen, toog ik naar het dorpscafé, waar, aanbevolen door mijn “huisbaas”inderdaad een heel knap bord fish and chips werd geserveerd. De aanwezige stamgasten spraken in een volslagen onbegrijpelijke taal dus hield ik me maar bij de TV die aanstond op een voetbalwedstrijd. Tja, het schaatsseizoen was in augustus echt voorbij, dus behielp ik me daar maar mee.
Die avond lag ik om kwart over negen in het zeer aangename bed, mijn fiets stond in de tot magazijn omgebouwde garage en de volgende dag zou ik, wist ik heel zeker, het dichtstbijzijnde station gaan opzoeken….