vrijdag 25 maart 2016

EEN KOPPIG BIERTJE

 
 
 
 
 
 
Tiktik….tiktik……
Ik word wakker van het hinderlijke getik en doe mijn ogen open.
Het eerste wat ik zie is een bewolkte hemel, de takken van de bomen, zwanger van lente.
En daar….net onder de bovenste tak…zit hij: een mooie blauw-rode specht.
 
Er zijn erger dingen om mee wakker te worden, besluit ik.
Wel vind ik het hinderlijk dat er iets in mijn oor kriebelt.
Ik wil het wegslaan maar dat lukt me niet. Om de één of andere reden kan ik mijn armen niet bewegen. Ik wil opstaan, omhoog komen en zien wat het probleem is. Maar ook dat gaat niet.
Het lijkt erop dat ik totaal geen gevoel meer in mijn lichaam heb.
 
Ik denk na. Hoe komt het überhaupt dat ik midden in een bos wakker word? Ik ga mijn gangen na van de vorige avond. Ja, het was nogal op een drinkgelag uitgedraaid, die laatste avond voor…ja, voor wat eigenlijk??? Ik zie heel vaag mezelf zitten aan een lange tafel, bier loopt over mijn inmiddels flink onvaste handen en langs mijn kin. Toch slaag ik er nog in het meeste in mijn keelgat te doen belanden…
Mijn vriend Bolge ondersteunde me, dat herinner ik me nog… maar toen….
 
Het gekriebel in en aan mijn oor wordt onverdraaglijk. Ik hoop dat er snel iemand langs komt die wat hulp kan bieden. Ik probeer met mijn hoofd te schudden maar ook dat gaat moeizaam. Verder dan een heel klein beetje gewiebel kom ik niet. Toch lijkt het erop dat het gekriebel iets minder wordt.
 
In de verte hoor ik voetstappen. Mooi! Ik kijk in de richting waar ze vandaan komen. Aha….één van de meisjes uit het dorp, waarschijnlijk op weg om de was te gaan doen of zo. “Hee daar”, roep ik, “kun je me even helpen?” Eerst lijkt ze me niet te horen dus ik roep nogmaals. Ze kijkt om zich heen, de sufferd denkt dat ik op mijn voeten sta. “Nee, hier beneden!”roep ik dus.
Ze kijkt…ik zie haar ogen groot worden, haar gezicht bleek en dan…valt ze in katzwijm.
Ja, daar schiet ik natuurlijk niets mee op.
 
Ineens schiet het me te binnen! De reden dat we de vorige avond een gat in onze biervoorraad hadden geslagen was dat we de volgende dag, vandaag dus, vermoed ik, verwachtten dat we slag moesten gaan leveren met het legioen van Caiius Plinius, de Romeinse legeraanvoerder die zich voornamelijk bezighield met strafexpedities tegen ons volk. Tja, die dappere Romeinen. Een hoop wapengekletter maar tegen ons, strijders der Picten, konden ze echt niet op!
Desondanks was het altijd handig om enigszins ongeremd de strijd in te gaan en daar wilde enige gegiste vloeistof nog wel eens bij helpen…
 
We hadden ons nog voor zonsopgang verzameld op de heuvel bij de heilige stenen. De druïde had nog enkele inscripties gemaakt om genade af te smeken bij onze Goden en….toen….
 
Ik word gestoord door het meisje. Ze komt weer bij, kijkt warrig voor zich uit.
“Hee, weer wakker???” begin ik weer, vriendelijker dit keer, ik wil haar niet weer schrik aanjagen.
Ze kijkt me weer aan, vertrekt haar gezicht in een grimas en rent hard gillend weg.
Pffff….vrouwen….vermoedelijk zie ik er wat verfomfaaid uit, moet haast wel, gezien het feit dat ik nergens gevoel meer in heb. Het begint heel zachtjes te motregenen.
Erg irritant, het water loopt in mijn ogen. Ik knipper een paar keer en doe uiteindelijk mijn ogen maar dicht. Rond mijn haren voel ik de grond vochtig worden. Het is wel lekker dat er ook wat in mijn baard komt, ik heb ontzettende dorst!
 
Goed. Waar was ik?
O ja….de druïde dus, hij had ons allen beschilderd met de zwartblauwe krijgsverf. De moordlust stroomde door onze aderen, we zouden die Romeinen stuk voor stuk wel even de hersens splijten!
 
Mijn lange zwaard was vlijmscherp! Ik had er gisteren de hele dag op zitten poetsen en het geslepen tot het bijna niet scherper kon. De snijvlakken waren in staat dwars door boomstammen  te slaan alsof het verse broden waren.
Onze aanvoerder spoorde ons aan en we renden naar de plek waar onze legers elkaar zouden treffen en toen….
 
Ik hoor weer stemmen. Ik kijk door mijn wimpers, het gaat nog net zonder teveel last te krijgen van het water dat nu rond mijn hoofd ook steeds hoger komt, er klotst af en toe een straaltje mijn oor in, brrrrr.
 
Door het bos komen het meisje van daarnet en de druïde aanlopen, beiden duidelijk opgewonden.
Ze wijst en blijft stilstaan. De druïde lijkt te schrikken en komt dichterbij.
“Wel wel Brage, wat is er met jou gebeurd? “ vraagt hij.
“Misschien kunt u me dat vertellen, meester, ik weet alleen dat ik geen gevoel meer in mijn benen heb”. “Weet je het echt niet? “ vraagt hij, enigszins verontrust. “Kun je naar links kijken?”
 
Ja, natuurlijk, dat lukt wel. Ik kijk naar links en ineens…..
Weet ik het!
 
Ik rende achter mijn kameraden aan, een beetje hinkend, zoals gewoonlijk, mijn oude wond speelt een beetje op bij vochtig weer, vrijwel altijd dus…
Ik raakte dus enigszins achterop en…struikelde. Mijn zwaard, dat ik net had getrokken, om het lemmet mooi te zien schitteren in het ochtendlicht, sloeg tegen een tak en veerde terug. Ik voelde een felle pijn aan de zijkant van mijn nek en toen….niets meer.
 
Maar nu weet ik het.
 
Links van mij ligt keurig mijn zwaard, vrijwel ongebruikt vandaag. Daarnaast een lichaam. Ik zie de sandalen, de riemen, de grofgeweven stoffen. En de handen, die herken ik uit duizenden. Links ontbreken 2 vingers, een dronkemansruzie uit de tijd dat ik nog een jongeling was. Rechts een groot litteken over de rug van de hand. Ja, dat lichaam, dat is van mij. Alleen…het hoofd ontbreekt.
 
Ik doe mijn ogen dicht en bid dan maar dat de druïde echt zo’n wonderdokter is als hij zegt dat hij is.
Ik hoor hem nog zeggen: “Goed zo….slaap….dat is beter….”