donderdag 12 juni 2014

SURINAME DEEL 8 : DE SCHOOL



Een kroontjespen, een vloei, een inktpotje en boekjes van Ot en Sien.
Nee, lieve lezer, wij bevinden ons thans niet in het Dik Trom-schooltje van Etersheim en ook niet in het Zuiderzeemuseum: twee plaatsen die ons tonen hoe zo’n 100 jaar geleden onze opa’s en oma’s hun leerplicht vervulden.
Neen, wij bevinden ons in een warm en vochtig klaslokaal, meer een barakkencomplex, gebouwd van hout en gaas dat de naam basisschool mocht dragen. Het stond in de wijk Uitvlugt, Paramaribo, in de jaren 70.

In eerste instantie werd ik vanuit de Riverclub, onze tijdelijke verblijfplaats in afwachting van een toegewezen woning, dagelijks gebracht met een “wild busje”, zo geheten omdat er geen haltes waren, je stak gewoon je hand op teneinde mee te rijden, naar een openbare school in de buurt van de rivier.
Mijn ouders hadden echter al snel door dat ik me daar dood verveelde en trokken mij spoorslags mee naar een particuliere school, de Glenn Weisz School geheten.

Dit was een naar Surinaamse begrippen vooruitstrevende particuliere school, daar er geen sprake was van een schooluniform. Als je maar zorgde in enigszins nette kleren te verschijnen was het al prima. Dit vormde voor haar leerlingen geen probleem.
Een andere regel echter die ik destijds al apart vond was dat er perse Nederlands moest worden gesproken. Op straffe van verbanning naar het lokaal van “de directrice” (mevrouw Weisz zelve) kon je je daar beter aan houden, lijfstraffen waren toen zeker nog heel normaal in Suriname.
In eerste instantie werd ik toegelaten in de 1e klas (voor de wat jongeren: groep 3) daar ik mijn kleuterjaren reeds had volbracht op de Nuts-kleuterschool in Monnickendam onder auspiciën van juf Joke Brinkkemper. Deze vooropleiding bleek voldoende om mij een plek halverwege de klas te bezorgen, vrij anoniem, zonder veel extra aandacht van de juf.

Gelukkig maar, want de boekjes welke ter lezing werden aangeboden, naast eerdergenoemde Ot en Sien ook nog een reeksje met stichtelijke verhalen, genaamd "Onze Wereld", werden door mijn klasgenootjes met veel moeite doorgeploegd, terwijl ik vast vooruit las, want ik vond de verhaaltjes best mooi. 
Na enkele weken kwam juf Brinkkemper op het lumineuze idee om mij een kaart te sturen om te vragen hoe het met me ging. Mijn moeder raadde me aan deze kaart voor te lezen aan de juf, hetgeen ik deed. In eerste instantie enigszins ongeduldig, maar in tweede instantie toch wel ademloos hoorde ze mijn vlekkeloze voordracht aan. Ze nam een koelbloedig besluit en troonde me mee naar de directrice waar ik mijn kunstje mocht herhalen. Daar mijn vader op mijn 4e het geduld had gehad me lezen en rekenen te leren zag ik niet helemaal waarom men daar zo zenuwachtig over deed. Het resultaat was echter dat ik de maandag erop naar de 2e klas mocht.
Bijna ging het nog mis: inmiddels verveelde ik me weer, had alle boekjes uit en zat gedurende de les woordloze liedjes te zingen. Helaas vormde ik daarbij de lettercombinatie kon-ta-en nog wat, hetgeen het jongetje voor me deed uitroepen: “Juf, hij zei “kont”!!!!”
De juf, altijd alert op vroeg-sexuele uitspattingen, ontstak in wanhopige woede en riep: “JIJ gaat naar de directrice!!!!”

Daar ging ik dan, het klaslokaal uit, de houten deur met het gaas achter me dicht en de vlonder op. Deze laatste hield het schoolplein bijeen, daar dit werd gespleten door een soms smalle en soms brede greppel, afhankelijk van het jaargetijde. Intussen maakte vertwijfeling zich van mij meester. Weliswaar was ik mij van geen kwaad bewust, maar de directrice was geen dame om mee te spotten. Er was bekend dat ze een grote stok had, zo zwaar dat een eersteklasser als ik deze niet eens kon dragen. Wellicht vloog ze er soms rondjes mee om de school, stelde ik me zo voor. Hoe dan ook vreesde ik beiden in de komende confrontatie.
Op dat moment besloot ik dat ik het heft zelf in handen zou nemen. Met kloeke moed opende ik de begaaste deur aan haar zijde en stond tussen kinderen die zeker drie keer zo groot waren als ik. Met hun grote ogen keken ze naar me, terwijl ik een vloerplank zocht om stilletjes tussen te verdwijnen. De directrice, die mij herkende, vroeg, enigszins onzeker of ze aardig of streng moest overkomen: “Hallo, wat kom jij doen?”
Nu kon ik nog terug, zorgen dat ik zou opgroeien in alle eerlijkheid en reinheid en zonder vrees of blaam enzovoorts….
In plaats daarvan hakkelde ik: “Ehmmm….ik moest van de juf zeggen dat ik goed mijn best doe!” Ze schonk mij een mooie glimlach voor zover bezitsters van dodelijke stokken deze konden hebben en antwoordde: “Dat is mooi! Ik zei al: maandag mag je naar de 2e klas!”

Achteraf bezien heb ik geluk gehad dat de samenleving in Suriname zeer hiërarchisch was (en soms zelfs nog is) ingedeeld. Bovenaan stonden de moeders, die werden en worden door iedereen met egards behandeld. Daaronder kwamen de bazen, de onderbazen, de knechten en zo nog wat bevolkingsgroepen en tenslotte de kinderen en echtgenoten. Laatstgenoemden hadden vaak wel het idee dat ze iets te zeggen hadden maar dat was allemaal onderdeel van het grote spel dat de moeders al eeuwen hadden uitgezet. Enfin….mevrouw Weisz was een über-moeder van 150 kinderen en duldde dus van niemand tegenspraak, waardoor haar ondergeschikten praktischerwijs liever niet met haar spraken. Mijn promotie was daarmee bezegeld...

Uiteindelijk heb ik drie klassen doorlopen op deze school. Ik noemde al even de greppel die soms groeistuipen had. Dit had alles te maken met regenbuitjes.
Die bestaan namelijk niet in Suriname. Regelmatig gebeurde het me dat ik op mijn fietsje door de wijk tufte en in de verte meende een radio aan te horen staan. Veel ruis. Daarna…heel veel ruis! En vervolgens wist ik: Ooooowwwwkkeeeeeeejj….ik heb nu nog ongeveer 45 seconden om een goed heenkomen te zoeken…..Soms haalde ik dat en zag dan tot mijn geluk de gordijnen van water van onder ons huis voorbij trekken. Met donderend geraas openden de wolken zich dan als ware het een Niagara van motregen. Ik heb nooit vissen voorbij zien zwemmen in een dergelijke bui maar zou me kunnen voorstellen dat die ook verticaal in de war konden raken bij het zien van al dat watergeweld.
Hoe dan ook: als iets dergelijks zich ’s nachts of ’s morgens vroeg afspeelde lag ik mij in bed reeds te verkneukelen. De kans was dan namelijk aanwezig dat de afwateringsmogelijkheden van ons schoolplein tekort schoten, waardoor ik een vrije dag had. Dit gebeurde gemiddeld 2 keer per jaar, in Nederland is men dat studiedagen gaan noemen volgens mij.

Overigens ging men in die dagen niet meer zover dat er Nederlandsche topografie en biologie werd gegeven. Bij aardrijkskunde kreeg ik keurig de 9 districten en hun hoofdsteden te leren en de grotere plaatsen en rivieren van het flinke land (het is 4 keer zo groot als Nederland). Ze zitten tot op de dag van vandaag ferm geworteld in mijn hoofd, samen met alle dieren die ik via “Kennis Der Natuur” toegestopt kreeg.

De schooltijden bevielen me goed, half 8 tot half 1 en daarna vrij. Het Tropenrooster leek geknipt voor deze school. Overigens durf ik te beweren dat ik door het systematisch, deels klassikale stampwerk dat we te doen kregen, heel wat meer tot mij nam dan mijn Nederlandse leeftijdgenoten. Of het ook bijdroeg aan “het begrip” laat ik dan weer even aan pedagogen over.

Buitenschoolse contacten had ik eigenlijk niet met de leerlingen. Daar het een (naar ik inmiddels weet) duurdere particuliere school was ging een ieder zijns weegs en zagen we elkaar dus slechts rond de greppel. Gelukkig had ik een aantal vrienden in de buurt wonen waar ik ook regelmatig heen fietste. Dat wil zeggen: als het weer het toeliet…ook hier stond ik soms als een volleerd Indiana Jones met mijn fietsje op een boomstam te balanceren boven een greppel waar ik normaal door de bijna droge bedding reed maar die nu met het donderend geraas als vanuit de Grand Canyon voortstroomde.

Gelukkig duurden dit soort uitspattingen meestal maar een dag, daarna konden we elkaar weer opzoeken. Al met al kan ik stellen dat ook het educatieve element van Suriname dik in orde was. Ik kan het vele ouders en kinderen aanraden als land om, weg van al ons wester geraas, kennis te maken met het tropenleven op wat kleiner niveau. Mij is het in ieder geval met terugwerkende kracht erg goed bevallen...